Documenten nuttige documentatie Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en specifieke wetgeving: focus op consumentenschulden voor water, gas, elektriciteit en telecom 

Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en specifieke wetgeving: focus op consumentenschulden voor water, gas, elektriciteit en telecom 

Bijgewerkt op — Inhoudsjaar : 2025

Delen

INLEIDING

Onlangs verscheen een nieuwe titel 3 in boek XIX van het Wetboek van economisch recht met als doel een kader te bieden voor de minnelijke schuldbemiddeling. Dat was voor het Steunpunt en zijn partners aanleiding tot het opstellen van een overeenkomst voor minnelijke schuldbemiddeling (zie ons artikel hierover gepubliceerd op 10 februari 2025 op onze website).

Deze nieuwe titel sluit aan bij de eerste twee van boek XIX, die respectievelijk handelen over de betalingsachterstand van consumenten (titel 1) en de minnelijke schuldinvordering (titel 2) 1Van toepassing sinds 1 september 2023.

In deze nieuwsbrief blikken we kort terug op de specifieke toepassing van titel 1 van boek XIX. In het bijzonder willen we de relatie met andere wetgeving inzake de betalingsachterstand van consumentenschulden onder de loep nemen.

Deze denkoefening sluit bovendien aan bij de politieke actualiteit, aangezien de nieuwe regering boek XIX van het Wetboek van economisch recht tegen het einde van het eerste jaar van de legislatuur wil evalueren (we verwijzen naar het artikel in deze editie van de nieuwsbrief).

In de tussentijd blijft het voor de professional jongleren met de verschillende maatregelen die van toepassing zijn om consumenten een zo hoog mogelijk niveau van bescherming te bieden.

HET WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT: ALGEMEEN KADER

Met boek XIX wil de wetgever het beschermingsniveau van consumenten die zich in een situatie van betalingsachterstand bevinden, verhogen door middel van verschillende instrumenten: een kosteloze eerste herinnering, verplichte vermeldingen in de ingebrekestelling, een regeling in verband met het schadebeding, enz. Het beoogde doel van deze maatregelen is om de spiraal van schuldoverlast van bepaalde consumenten te doorbreken door de aanrekening van buitensporige schadebedingen, bijkomende kosten en verwijlinteresten aan banden te leggen 2Kamer van volksvertegenwoordigers, Parlementaire voorbereiding, zittingperiode 2018-2019, nr. 54-3132/002, p. 5.

Het regelgevend kader van het Wetboek van economisch recht is echter en “algemeen” kader. Het moet dus worden toegepast zonder afbreuk te doen aan andere specifieke wetgeving, die uiteraard van toepassing blijft 3Ibid., p.8..

De vraag is hoe deze wetten met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht met als doel de bescherming van de consument.

Dat is wat we in dit artikel zullen bekijken!

AFSTEMMING TUSSEN HET WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT EN SPECIFIEKE WETGEVING

Cumulatieve toepassing: de regel

Er bestaan talrijke sectorspecifieke wetten die bepaalde aspecten van de minnelijke invordering van een onbetaalde schuld regelen en betrekking hebben op de levering van openbare nutsdiensten die in essentiële behoeften voorzien, zoals energie en water4Ibidem.. In die gevallen zijn de beschermende regels van het Wetboek van economisch recht en de specifieke wetgeving bijgevolg cumulatief van toepassing 5Ibidem..

Dit impliceert uiteraard dat de verschillende toepasselijke wetten in het voorliggende geval niet in strijd zijn met elkaar.

“De bijzondere wet wijkt af van de algemene wet”: de uitzondering

Als cumulatieve toepassing onmogelijk is, met name vanwege een onverenigbaarheid tussen de wetsteksten, moet eerst de bijzondere wet worden toegepast6Algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk een bijzondere wet voorrang heeft op een algemene wet: “Lex specialis derogat legi generali“..

Neem het voorbeeld van de wet elektronische communicatie van 13 juni 2005 7https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&type=&sort=&numac_search=&cn_search=2005061332&caller=eli&&view_numac=2005061332fr. Zowel artikel XIX.2§2 van het Wetboek van economisch recht 8https://www.ejustice.just.fgov.be/eli/loi/2013/02/28/2013A11134/justel#Art.XIX.1 als artikel 119§2 lid 2 van de wet over de herinneringen die door de operator naar de consument worden gestuurd, zijn van toepassing. Aangezien zij echter verschillende bedragen voorschrijven, is het niet mogelijk om de twee teksten met elkaar in overeenstemming te brengen bij toepassing van de algemene regel, zodat de specifieke wet van toepassing zal zijn.

Voorrang voor de bepaling die het gunstigst is voor de consument: uitzondering op de uitzondering

Wat als de bijzondere wet minder bescherming biedt aan de consument dan het Wetboek van economisch recht?

Volgens onze interpretatie, die gebaseerd is op het arrest van het Grondwettelijk Hof van 9 juli 2013 9GwH, 9 juli 2013, nr. 101/2013., mogen de gewestelijke bepalingen inzake invordering van schulden niet in strijd zijn met of restrictiever zijn voor de consument dan de bepalingen van boek XIX van het Wetboek van economisch recht.

We merken op dat dit ook het standpunt is van de CWaPE, de Waalse energieregulator, die in een advies van 23 oktober 2023, het volgende stelt: “de gewestelijke bepalingen inzake invordering van schulden mogen dus niet strijdig zijn met of restrictiever dan (=minder bescherming bieden aan de consument) dan de bepalingen van de wet van 4 mei 2023”.

Ondanks alles de bijzondere wet toepassen, hoewel deze minder gunstig is voor de consument, zou erop neerkomen dat de bepalingen van boek XIX van het Wetboek van economisch recht van hun inhoud worden ontdaan en dat ingegaan wordt tegen de intentie van de wetgever.

Het zou immers onaanvaardbaar zijn dat de gewestelijke bepalingen inzake de invordering van schulden  minder beperkend zouden zijn voor schuldeisers dan het algemene regelgevend kader.

In een dergelijk geval moet dus voorrang worden gegeven aan de tekst die een meer beschermend kader biedt, zelfs als dit betekent dat de bijzondere wet buiten beschouwing moet worden gelaten.

Samengevat:

  • In de mate van het mogelijke moet de toepassing van het Wetboek van economisch recht worden gecombineerd met de bijzondere wetgeving;
  • Als deze onverenigbaar zijn, moet de voorkeur worden gegeven aan de bijzondere wetgeving;
  • Behalve indien deze toepassing een lager niveau van bescherming biedt wat de belangen van de consument betreft.

IN DE PRAKTIJK: BESPREKING VAN DE BESCHERMINGSNIVEAUS DIE WORDEN GEBODEN DOOR ALLE WETTEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BEPAALDE SPECIFIEKE SCHULDEN

Algemeen

In dit artikel hebben we ervoor gekozen om ons te concentreren op vier soorten schulden die essentieel zijn voor de consument. We gaan daarbij voornamelijk in op de kwestie van de herinnering, van het schadebeding en van de ingebrekestelling.

Naast de specifieke regels die zullen worden besproken, moet worden benadrukt dat boek XIX talrijke bepalingen bevat die een hoger niveau van consumentenbescherming bieden en die niet altijd worden aangetroffen in de gewestelijke wetgeving.

De herinnering en de ingebrekestelling moeten bijvoorbeeld op een duurzame drager naar de consument worden gestuurd, in duidelijke en begrijpelijke taal zijn opgesteld, en moeten een aantal verplichte gegevens bevatten. Kosten kunnen pas na 14 dagen worden gevorderd (vanaf de 3de werkdag na de verzending per post of de kalenderdag na de verzending per e-mail of sms).

Lees gerust het artikel dat we hierover hebben gepubliceerd, met checklist10https://www.mediationdedettes.be/nl/documentation_utile/analyse-van-een-afrekening-in-de-minnelijke-fase-in-het-licht-van-boek-xix-van-het-wetboek-van-economisch-recht/.

De betreffende gewestelijke wetgeving:

Onze modelbrieven staan tot uw beschikking 15https://www.mediationdedettes.be/lettres-type/?_sf_s=55%20euros (momenteel enkel in het Frans)..

Opgelet: Om van de consument kosten te kunnen vorderen, moeten deze in de eerste plaats in de overeenkomst of de algemene voorwaarden zijn opgenomen en aan de consument kunnen worden tegengesteld. Verder moeten ze in overeenstemming zijn met de bedragen die zijn vastgelegd in het Wetboek van economisch recht of in specifieke ordonnanties of wetgeving, zoals hieronder uiteengezet.

Elektriciteitsschulden

Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en de Ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

 Wat zegt het WER?Wat zegt de ordonnantie?Welke van de twee is van toepassing?
De 1ste herinneringIs verplicht en kosteloos

Art. XIX.2, §2  
Maximum 7,50 €
+ portokosten.

Art. 25sexies, §1, 5, 1°  
Voorrang aan het WER

De 1ste herinnering is verplicht en kosteloos  
De volgende herinneringenEr mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata 16Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen..

Art. XIX.2, §2  
Maximum 7,50 €
+ portokosten.

Art. 25sexies, §1, 5, 1°  
Cumulatieve toepassing van het WER en de ordonnantie

Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata 17Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen.

Wat de 4de vervaldatum betreft: de kosten van de herinnering worden beperkt tot 7,50 € + portokosten.
IngebrekestellingIngebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste kosteloze herinnering

Art. XIX.2 §1  
Maximum 15,00 €

Art. 25sexies, §2 1°
Toepassing van de ordonnantie

De kosten van de ingebrekestelling worden beperkt tot 15,00 €.

Het Wetboek van economisch recht voorziet geen specifieke kost voor de ingebrekestelling en stelt enkel dat “de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering”. Wat moeten we hieruit afleiden? Als de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering, betekent dit dan dat deze kosteloos moet zijn of beperkt tot € 7,50? Dit blijft onduidelijk.
VerwijlinterestenMax. = wettelijke interestvoet zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 18Vastgesteld op 11,5% voor het eerste semester van 2025: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algemene_administraties/thesaurie/rentevoet_betalingsachterstand_handelstransacties.

Art. XIX.4, §1er, 1°
De ordonnantie bepaalt enkel dat de verwijlintresten inbegrepen zijn in het totaal van de invorderings- en administratiekosten.

Art. 25sexies, §2 1°, b)
Toepassing van het WER

De interestvoet zoals vastgelegd in artikel 5 van de wet van 2 augustus 2002.
SchadebedingDe totale kosten mogen niet meer bedragen dan:  

20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;

30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;

65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.  

Art. XIX.4    
Het totaal van de kosten mag niet meer bedragen dan 55,00 euro per jaar en per soort energie.

Art. 25sexies, §1er, 5, 1°
Het WER en de ordonnantie moeten cumulatief worden toegepast.  

De maximumbedragen voorzien in het Wetboek van economisch recht moeten worden toegepast, met dien verstande dat het bedrag van het bekomen schadebeding nooit hoger mag liggen dan het bedrag van 55,00 euro voorzien in de ordonnantie.

Gasschulden

Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en de Ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

 Wat zegt het WER?Wat zegt de ordonnantie?Welke van de twee is van toepassing?
1ste herinneringIs verplicht en kosteloos

Art. XIX.2, §2  
Maximum 7,50 €
+ portokosten.

Art. 20quater, §1, lid 5, 1°  
Voorrang aan het WER  

De 1ste herinnering is verplicht en kosteloos  
De volgende herinneringenEr mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata19Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen.

Art. XIX.2, §2  
Maximum 7,50 €
+ portokosten.

Art. 20quater, §1, lid 5, 1°
Cumulatieve toepassing van het WER en de ordonnantie

Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata20Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen..

Wat de 4de vervaldatum betreft: de kosten van de herinnering worden beperkt tot 7,50 € + portokosten.
IngebrekestellingIngebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste kosteloze herinnering

Art. XIX.2 §1  
De kosten van de ingebrekestelling worden beperkt tot 15,00 €.

Art. 20quater
Toepassing van de ordonnantie

De kosten van de ingebrekestelling worden beperkt tot 15,00 €.

Het Wetboek van economisch recht voorziet geen specifieke kost voor de ingebrekestelling en stelt enkel dat “de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering”. Wat moeten we hieruit afleiden? Als de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering, betekent dit dan dat deze kosteloos moet zijn of beperkt tot € 7,50? Dit blijft onduidelijk.
VerwijlinterestenMax. = wettelijke interestvoet zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 200221Vastgesteld op 11,5% voor het eerste semester van 2025: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algemene_administraties/thesaurie/rentevoet_betalingsachterstand_handelstransacties.

Art. XIX.4, §1, 1°
De ordonnantie bepaalt enkel dat de verwijlintresten inbegrepen zijn in het totaal van de invorderings- en administratiekosten.  

Art. 20quater §1, lid 5, 1°, b)
Toepassing van het WER

De interestvoet zoals vastgelegd in artikel 5 van de wet van 2 augustus 2002.
SchadebedingDe totale kosten mogen niet meer bedragen dan:   20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;

30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;

65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.  

Art. XIX.4
Het totaal van de kosten mag niet meer bedragen dan 55,00 euro per jaar en per soort energie.

Art. 20quater, §1, lid 5, 1°, a)
Het WER en de ordonnantie moeten cumulatief worden toegepast.

De maximumbedragen voorzien in het Wetboek van economisch recht moeten worden toegepast, met dien verstande dat het bedrag van het bekomen schadebeding nooit hoger mag liggen dan het bedrag van 55,00 euro voorzien in de ordonnantie.

Waterschulden

Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en de Ordonnantie van 8 september 1994 tot regeling van de drinkwatervoorziening via het waterleidingnet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om sociale maatregelen op te nemen

 Wat zegt het WER?Wat zegt de ordonnantie?Welk van de twee is van toepassing?  
1ste herinneringIs verplicht en kosteloos

Art. XIX.2, §2  
Maximum 7,50 €
+ portokosten.

Art. 4§2  
Voorrang aan het WER

De 1ste herinnering is verplicht en kosteloos
De volgende herinneringenEr mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata22Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen..

Art. XIX.2, §2  
Maximum 5,00 €
+ portokosten.

Art. 4§2
Cumulatieve toepassing van het WER en de ordonnantie

Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata.

Wat de 4de vervaldatum betreft: de kosten van de herinnering worden beperkt tot 5,00 € + portokosten.
IngebrekestellingIngebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste kosteloze herinnering

Art. XIX.2 §1  
De kosten van de ingebrekestelling worden beperkt tot het (geïndexeerde) bedrag van 11,18 €.

Art. 4§2
Toepassing van de ordonnantie

De kosten van de ingebrekestelling worden beperkt tot 11,18 €.

Het Wetboek van economisch recht voorziet geen specifieke kost voor de ingebrekestelling en stelt enkel dat “de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering”. Wat moeten we hieruit afleiden? Als de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering, betekent dit dan dat deze kosteloos moet zijn of beperkt tot € 7,50? Dit blijft onduidelijk.  
VerwijlinterestenMax. = wettelijke interestvoet zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 200223Vastgesteld op 11,5% voor het eerste semester van 2025: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algemene_administraties/thesaurie/rentevoet_betalingsachterstand_handelstransacties.

Art. XIX.4, §1, 1°
De ordonnantie zegt hier niets over.Toepassing van het WER

De interestvoet zoals vastgelegd in artikel 5 van de wet van 2 augustus 2002
SchadebedingDe totale kosten mogen niet meer bedragen dan:

20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;

30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;

65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.  

Art. XIX.4
10% van de hoofdsom van de onbetaalde rekening met een maximum van 50,00 euro, herinnering- en ingebrekestellingskosten inbegrepen.

Art. 4§2
Toepassing geval per geval

In het specifieke geval van waterschulden zal men wat dieper moeten graven, in die zin dat voor elke schuld moet worden nagegaan welke bepaling de consument de beste bescherming biedt: de maximumbedragen van het Wetboek van economisch recht of die van de ordonnantie.

Telecomschulden

Afstemming tussen het Wetboek van economisch recht en de Wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie

 Wat zegt het WER?Wat zegt de wet?Welke van de twee is van toepassing?  
1ste herinneringIs verplicht en kosteloos

Art. XIX.2, §2  
Is kosteloos

Art. 119§2
Voorrang aan de wet

De 1ste herinnering is verplicht en kosteloos  
De volgende herinneringenEr mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata 24Er moet echter worden opgemerkt dat alleen herinneringen met betrekking tot drie onbetaalde termijnen in een jaar kosteloos zijn. In eenzelfde dossier mogen voor de niet-betaling van drie vervaldata door de consument geen herinneringskosten in rekening worden gebracht. Vanaf de niet-betaling van de 4de vervaldatum mag de onderneming herinneringskosten in rekening brengen.

Art. XIX.2, §2  
De wet zegt hierover niets.Toepassing van het WER

Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata.

Wat de 4de vervaldatum betreft: de kosten van de herinnering worden beperkt tot 7,50 € + portokosten.
IngebrekestellingIngebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste kosteloze herinnering

Art. XIX.2 §1  
De wet zegt hierover niets.Toepassing van het WER

Als de operator van de schuldenaar een schadebeding vordert, zal hij zeker een ingebrekestelling moeten sturen in overeenstemming met artikel XIX.2 WER.

Het Wetboek van economisch recht voorziet geen specifieke kost voor de ingebrekestelling en stelt enkel dat “de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering”. Wat moeten we hieruit afleiden? Als de ingebrekestelling de vorm aanneemt van een herinnering, betekent dit dan dat deze kosteloos moet zijn of beperkt tot € 7,50? Dit blijft onduidelijk.
VerwijlinterestenMax. = wettelijke interestvoet zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002 25Vastgesteld op 11,5% voor het eerste semester van 2025: https://financien.belgium.be/nl/over_de_fod/structuur_en_diensten/algemene_administraties/thesaurie/rentevoet_betalingsachterstand_handelstransacties.

Art. XIX.4, §1, 1°
De interestvoet is vastgesteld op 2%.

Art. 92
Toepassing van de wet
SchadebedingDe totale kosten mogen niet meer bedragen dan:  

20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;

30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;

65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is.   Art. XIX.4
Aangezien de bijzondere wet niets zegt over de toepassing van een schadebeding, moet het Wetboek van economisch recht gevolgd worden.

De meeste operatoren hebben in hun algemene voorwaarden evenwel regels opgenomen met betrekking tot de berekening van het schadebeding.

De volgende operatoren hebben ervoor gekozen om de tekst van artikel XIX.4 WER op te nemen in hun algemene voorwaarden: Voo, Base, Telenet, Orange.

De algemene voorwaarden van Proximus bepalen dat de forfaitaire vergoeding wordt berekend “in overeenstemming met de geldende wetgeving”. Dit is dus een impliciete verwijzing naar artikel XIX.4 WER.

Om van toepassing te zijn, moeten deze algemene voorwaarden wel deel uitmaken van de overeenkomst en aan de consument tegenstelbaar zijn.
Toepassing van het WER  

Art. XIX.4  

+

De algemene voorwaarden van de operator, ervan uitgaande dat ze binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen.